12. Slecht nieuws
Mestre Dragan veegde met zijn vork wat blaadjes sla over zijn bord heen en weer. Hij prikte een taai stukje winterknol aan zijn vork en keek er even naar. Hij veranderde van gedachten en legde het stukje terug. Liever probeerde hij nog een hapje yakavlees.
Tegenover mestre Dragan, aan dezelfde eettafel, zat Laszlo en hij trok juist zijn neus op naar een glibberig randje vet dat aan het hapje yaka hing dat hij naar zijn mond had willen brengen. Hij gooide het terug op zijn bord en zocht een ander hapje uit.
Mestre Dragan was in gedachten niet echt bij zijn avondmaaltijd, hij had belangrijker zaken aan zijn hoofd dan aangebrande knol, verlepte sla en maar nauwelijks doorbakken yaka. Hij was behoorlijk zenuwachtig over het bericht dat hij vandaag ontvangen had.
Een paar dagen eerder was hij nog zo hoopvol gestemd geweest, toen Phong Severo hem het bericht had gestuurd dat hij meende Esha en Ailinn gevonden te hebben. Hij had ze weliswaar nog niet met eigen ogen gezien, maar een herbergier had bevestigend geantwoord op zijn vraag of er een moeder en dochter in zijn herberg verbleven. Hij had de uiterlijke kenmerken zoals Phong hem die beschreef, bevestigd en hij zei dat de vrouw – genaamd Esha – alle nieuws over de Jaarvergadering dat de ronde deed, wilde horen. Ze had hem er speciaal naar gevraagd. Diezelfde avond kwamen de vrouw en het kind echter niet in de herberg opdagen. De herbergier was erg bezorgd geweest – of deed alsof – en scheen te veronderstellen dat hun misschien iets ernstigs was overkomen in de drukke stad. Phong had zo zijn twijfels. De herbergier wilde hem niet de kamer laten zien zoals moeder en dochter die achtergelaten zouden hebben, en wilde niets zeggen over eventueel achtergebleven bagage. Phong had zich nog even afgevraagd of dit al het moment was om een grote, valse kerel in te huren om de herbergier tot meer ontboezemingen te dwingen, maar liet het ten slotte maar achterwege. Moeder en dochter waren ervandoor en de kans was waarschijnlijk klein dat ze de herbergier hadden verteld waarheen ze vertrokken waren.
Een aantal dagen later meende Phong het meisje gezien te hebben bij de haven. Hij had haar herkend van die avond dat hij met de koets meegereden was: de puntige oren, de scherpe kin, de vreemde ogen, het kon eigenlijk niet missen. Hij had geprobeerd het meisje te volgen, maar ze was hem te snel af geweest. Maar hij had wel gezien waar ze vandaan gekomen was! Wat deed het kind bij de havenmeester? Phong had daar wel een idee van en deed navraag bij mestre Naess, die echter afwijzend antwoordde op zijn vragen: och, hij had zoveel dames gezien en meerdere overtochten geregeld. Maar nee, Phongs beschrijvingen zeiden hem niets.
Nu kon Phong kiezen. Hij kon de antwoorden uit mestre Naess laten slaan, maar zoiets kostte veel tijd en veel muntstukken. Met een beetje pech zou er een schip met aan boord de twee vluchtelingen vertrokken zijn, nog voordat Phong een gemeen kereltje aan het werk had kunnen zetten om mestre Naess aan het praten te krijgen. De andere optie was om zelf bij de schepen navraag te gaan doen. Phong koos voor het laatste en besteedde de rest van de dag aan het bezoeken van alle schepen die in de haven lagen, en vroeg overal wanneer men ging vertrekken, wat de bestemming was, en of zij passagiers aan boord hadden. Er kwamen, naar Phongs mening, uiteindelijk twee vaartuigen in aanmerking. Er was een klein elfenbootje met midden op de loopplank een narrige schipper – ene Mol Mokosh – die nergens antwoord op wilde geven, gewoon omdat Phongs gezicht hem niet aanstond. En er lag een fraaie driemaster in de haven – de Zwaan van Corentin – die aan het eind van de middag nog naar Achille zou vertrekken en die luxueuze gastenvertrekken aan boord had. Maar het personeel van dit schip had geleerd discreet te zijn. Zij hadden namelijk regelmatig hooggeplaatste gasten aan boord en waren gewend hun mond niet zomaar voorbij te praten.
Phong wist niet wat hem te doen stond, hij moest snel beslissen. Zou de vrouwe van Elfae zich samen met haar dochter op een klein, wat viezig elfenbootje wagen? Hij had het Huis goed bekeken toen hij daar laatst was – het was beslist geen armoedig optrekje – en hij kon zich niet voorstellen dat de leden van het Huis Elfae zich op een smoezelig klein scheepje met een chagrijn van een schipper zouden wagen. Nee, een luxueuze overtocht op de Zwaan, van alle gemakken voorzien, met driemaal daags een goede maaltijd in de kapiteinshut of in de eigen gastenhut, dat leek hem beter bij zulke deftige lieden passen. Bovendien wist Phong dat vrouwe Waldis familie had in Achille, mestre Dragan had hem daar al attent op gemaakt. Voordat hij Phong naar Nova gestuurd had, had Dragan wat twijfels gehad omdat er een mogelijkheid was dat Esha naar haar geboortegrond was teruggekeerd. Een dame in nood zou zoiets best kunnen doen, en het leek nu ook Phong heel aannemelijk dat Esha, na gehoord te hebben over de vertragingen rondom de Jaarvergadering, besloten zou hebben haar familie om hulp te gaan vragen. En dus boekte Phong Severo ook maar een overtocht voor zichzelf op de Zwaan. Als het personeel zijn vragen niet wilde beantwoorden, dan zou hij zelf zijn ogen de kost moeten geven. Moeder en dochter zouden tenslotte vast niet de hele reis in hun hut blijven.
Dat was het laatste dat mestre Dragan van Phong Severo gehoord had: dat hij aan boord ging van de Zwaan van Corentin, op weg naar Achille. Een reis van zes – op een snel schip als de Zwaan misschien vijf – dagen.
Dragan kon niets anders doen dan afwachten. Hij maakte zich ernstig zorgen. Als er tijd voor wederzijdse berichten geweest was, dan had hij het Phong ten zeerste afgeraden om zomaar op dat schip te stappen. Maar Phong had snel zelf een beslissing moeten nemen, en de keus die hij gemaakt had, was er niet een die mestre Dragan een erg gelukkige vond. Wat nou als Esha en Ailinn niet op dat rotschip zaten? Dan had Dragan zo dadelijk zijn belangrijkste handlanger in Achille zitten, waar die niets te zoeken had! En Shivan mocht weten waar Esha en dat kind dan intussen heen waren.
Daarom had Dragan besloten een tweede persoon naar Nova te sturen, een snelle boerenjongen uit de omgeving, die bijzonder goed octipesreed. Hij had hem de opdracht gegeven opnieuw overal navraag te doen, je wist maar nooit. En hij moest ook maar eens in de haven gaan vragen waar dat elfenbootje heen was gegaan. Phong had zich veel te gemakkelijk door die chagrijnige schipper weg laten sturen.
‘Ik lust dit niet!’ sneed de stem van zijn zoon Dragans overpeinzingen aan flarden.
Een weggesmeten vork kletterde op het hout van het tafelblad en een boze Laszlo sloeg zijn armen over elkaar en keek zijn vader uitdagend aan.
‘Stel je niet zo aan!’ blafte Dragan, en moedig nam hij zelf nog een hap halfgare yaka. Hij kauwde er moeizaam op en deed zijn best zijn zoon monter aan te blijven kijken.
‘Het is smerig!’ bleef Laszlo bij zijn standpunt, en hij weigerde om er ook nog maar één hap van te nemen. ‘Ik wil winterknol zoals Fadila die maakte, met van die knapperig gebakken randjes.’
‘Fadila is er niet meer.’
‘En toch wil ik knollen zoals...’
‘Zanik niet!’ Dragan probeerde nog een stukje winterknol aan zijn vork te prikken, maar het taaie, aangebrande spul glipte van zijn bord en belandde op de vloer. Nu gaf ook Dragan het op. Met een zucht legde hij zijn mes en vork neer. Hij liet een belletje rinkelen en een jonge keukenmeid verscheen in de deuropening. ‘Je kunt afruimen,’ beet Dragan haar toe. ‘En als je daarmee klaar bent, dan kun je je koffers pakken.’
Laszlo giechelde om het ontdane gezicht van het meisje.
‘Maar... ik...’ stamelde ze.
‘Dit is niet te vreten,’ snauwde Dragan. ‘En ik kan me niet voorstellen dat dit ooit nog goed komt. Ik zoek liever een andere meid dan dat ik ga zitten wachten tot jij hebt leren koken. O, maak je maar geen zorgen, je krijgt voor die twee dagen dat je hier was, keurig betaald.’
Een rode blos vloog over de wangen van het meisje. Met een ongelukkig gezicht begon ze de borden te stapelen.
Laszlo stak zijn tong naar haar uit, toen ze even zijn kant uit keek. Zodra ze de eetkamer verlaten had, grijnsde hij naar zijn vader. ‘Net goed voor dat stomme kind. Dat eten was echt goor!’
‘Ik zou me maar niet zo vrolijk maken als ik jou was,’ gromde Dragan. ‘Ik heb namelijk geen idee hoe ik dan wel een keukenmeid moet vinden die kan koken!’